Ik, Hendrik bij de gratie Gods hertog van Lotharingen laat voor alle duidelijkheid in het heden en in de toekomst weten dat de broeders van Postel dat de broeders van Postel als bezitters van de watermolen van Wolfswinkel en Wijnand van Loveren als bezitter van een hooiland bij die molen, aan mij een gerechtelijke uitspraak vroegen over hun geschil over de molen van Wolfswinkel en het hooiland daarbij.

Daarom heb ik Hendrik, mijn schout in Arendonk, opdracht gegeven om twaalf oudere en wijze mannen uit die buurt te kiezen die onder ede over deze kwestie moeten getuigen.

Deze getuigen, die volgens mijn opdracht gekozen en heilig ingezworen zijn en door onze genoemde schout Hendrik gemaand zijn, verklaarden dat genoemde molen, waarover genoemde Wijnand met het huis van Postel een twist heeft, altijd zonder dralen moet malen als er water én graan is.

Dit zijn de getuigen bij deze zaak:

• Hendrik mijn oudste zoon, zie zijn zegel met het onze aan deze oorkonde gehangen heeft,
• Hendrik, schout in Arendonk,
• Wouter Farreman, Simon en Hendrik, schepenen in Arendonk,
• Dirk, Hendrik en Engelbert van Hulsel,
• Hendrik en Jan zijn zoon uit Netersel,
• Hendrik en Marcel uit Casteren,
• Dirk de molenaar,
• Dirk van Hapert.

In het jaar des heren 1219, in de maand van juni.